ZINTUIGLIJKE PROBLEMEN
OVER- EN ONDERPRIKKELING UITGELEGD
Kinderen met autisme nemen de werkelijkheid waar op een andere manier. Soms met een focus op wat anderen als onbelangrijk bestempelen. Maar hoe leggen we die focus? Ergens in ons brein worden voorspellingen gemaakt wat je te wachten kan staan. Maar als je brein niet echt vertrouwt op die voorspellingen, vraagt het meer info aan de zintuigen. Die sturen dan zoveel mogelijk informatie naar het brein wat kan leiden tot over- of onderprikkeling.
De juf wordt er bijna gek van. Tientallen keren per dag moet ze Michael (10) bij de les houden. “Hij wordt zo vlug afgeleid door wat er buiten gebeurt… Nogal een geluk dat hij best slim is, anders zou hij nooit kunnen slagen, want in de klas doet hij niet anders dan naar buiten staren!” De juf weet dat Michael autisme heeft en houdt met de beste bedoelingen een oogje in het zeil. Ieder keer als ze Michael naar buiten ziet staren, krijgt hij een opmerking als “Michael, het is hier te doen! Kijk naar het bord!”. Ze besluit het anders aan te pakken. Michael schuift drie plekken naar voren in de klas. Op de eerste rij, aan de muurkant waar hij niet bij het raam zit. En dan loopt het helemaal mis. Michael lijkt niet meer geïnteresseerd, erg vermoeid, opstandig? De juf weet het niet meer; Michael ligt de hele tijd met zijn hoofd op de bank…
Wie al eens een ervaringsverhaal van iemand met autisme gelezen of gehoord heeft, en dat moet je zeker eens doen, kwam zeker al woorden tegen zoals ‘overprikkeling’ of ‘overgevoeligheid’. Vaak verwijzen zulke woorden dan naar de zintuigen. Geluiden niet kunnen filteren, aanrakingen die pijn doen, geuren die overheersen… het heeft allemaal met die zintuigen te maken. Autisme doet daar wat mee. Uit zulke getuigenissen wisten we al langer dat er wat anders gebeurt bij heel wat mensen met autisme op het gebied van die zintuigen. Sinds de laatste herwerking van de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders), het psychiatrische handboek dat gebruikt wordt om mentale stoornissen te classificeren, is dit sensorisch probleem ook een mogelijk diagnostisch criterium voor autisme geworden. Een mogelijk, weliswaar. Niet iedereen met autisme heeft dus (eenzelfde) sensorisch probleem.
Er bestaan verschillende manieren om onze zintuigen te classificeren. De meest gebruikte houdt rekening met de bron van de prikkel. Zo hebben we zintuigen die prikkels van de omgeving ontvangen en andere die de informatie van binnen ons eigen lichaam opvangen.
De vijf klassiekers
Onze meest bekende zintuigen focussen op de wereld rondom ons: we zien die wereld, horen allerlei geluiden, voelen dingen op onze huid, ruiken heel wat geuren en proeven verschillende smaken. Deze vijf zintuigen zorgen ervoor dat we kunnen waarnemen wat er rondom ons gebeurt.
​
“Doe niet flauw, Ellen!”, zegt mama wanneer ze plots huilt bij het winkelen. In de drukte lopen mensen onbedoeld tegen haar aan. Maar Ellen reageert fel op elke tactiele prikkel. Een lichte aanraking komt erg hard binnen…
​
​
Vijf minder bekende zintuigen
​
Wat minder bekend zijn de zintuigen die gevoelig zijn voor de prikkels van ons eigen lichaam.
Een eerste zintuig dat zich met zulke prikkels bezighoudt is het vestibulaire zintuig: je evenwicht. Hoewel dit een beetje op de wip zit natuurlijk. Je kan je evenwicht houden (of net niet) ten opzichte van de wereld rondom je.
De proprioceptie verwerkt de informatie van spieren en gewrichten. Ze zijn belangrijk bij je houding en beweging, maar registeren ook innerlijke druk. Of iets hard of zacht is om in te knijpen bijvoorbeeld, zit niet zozeer op het tactiele (prikkels van de omgeving) dan wel in het drukgevoel dat je spieren ervaren. Stressballetjes bijvoorbeeld geven proprioceptieve input. Tenzij je ze liever streelt, dat is dan weer tactiel.
De interoceptie ontvangt de prikkels van organen. Een drukgevoel op je blaas of het hongergevoel in je maag worden bijvoorbeeld opgevangen door dit zintuig. Maar interoceptie is ook gelinkt een emotieregulatie. Je leest er meer over op de pagina 'nieuwe inzichten'.
De thermoceptie is je zintuig dat je lichaamstemperatuur monitort. Je doet bijvoorbeeld een jas aan omdat dit zintuig je zegt dat je lichaam het koud heeft of bij koorts waarschuwt het zintuig dat afkoelen nodig is.
Nociceptie ten slotte staat in voor pijnprikkels. Dit zintuig zit over ons hele lichaam en waarschuwt onze hersenen wanneer er beschadiging is.
​
Als regel (maar die is zeker niet absoluut) wordt gesteld dat het brein van mensen met autisme vooral feller reageert op de vijf klassiekers, de zintuigen die de wereld rondom ons waarnemen, en wat te weinig reageert op de minder bekende zintuigen, die de prikkels uit het eigen lichaam oppikken. De termen die we hiervoor gebruiken, zijn hyper- en hyporesponsiviteit.
Hyperresponsiviteit
Mensen met autisme hebben dan wel dezelfde zintuigen als mensen zonder autisme, hun reacties op de informatie die de zintuigen doorsturen, kan verschillend zijn. Zo kan het mogelijk zijn dat iemand met autisme hevig reageert op deze prikkels. We spreken dan bij autisme van hyperresponsiviteit omdat het niet zozeer gaat om de gevoeligheid, maar wel om de reactie van het brein op deze prikkels.
Bij hyperresponsiviteit komt al die informatie even hard b​innen. Het brein filtert dus als het ware niet automatisch in wat er voor de specifieke situatie belangrijk is en wat niet. Zo kan het dus zijn dat iemand met autisme achtergrondgeluiden even hard ervaart dan het gesprek waarin hij betrokken is, een schrijvende buur in de klas hoort als een drilboor, water van een douche als overprikkelend aanvoelt, reflecties van beeldschermen ervaart als een zaklamp die in de ogen schijnt… Ook heel wat eetproblemen kunnen hier een oorzaak hebben. Geuren en smaken die erg sterk binnenkomen, zijn niet prettig.
Welke specifieke interventies zoals prikkels dempen of vermijden of zelfs toevoegen dan het best zijn en hoe je ze concreet omzet in acties, lees je in gespecialiseerde literatuur. Een boekentip vind je onder aan deze pagina!
Hyporesponsiviteit
Het tegenovergestelde bestaat echter ook. Prikkels worden dan niet te weinig gefilterd waardoor ze allemaal sterk het brein binnenkomen, maar net teveel geblokkeerd waardoor er te weinig verwerkt worden. In zo’n geval is iemand ‘ondergevoelig’ of hyporesponsief. Dat heeft tot gevolg dat een uitdaging te lastig is omdat er te weinig zintuiglijke input bij betrokken is. Een examen afleggen in een muisstille zaal is dan bijvoorbeeld wel een heel erg stresserende ervaring!
Om de uitdagingen waar mensen met autisme die hyporesponsief zijn voor prikkels van buitenaf hanteerbaar te maken, moeten begeleiders dus net prikkels aanbieden. De kunst is dan de juiste prikkels (voor welk zintuig?) aan te bieden op het juiste moment. In een snoezelruimte bijvoorbeeld worden heel wat verschillende auditieve, tactiele, visuele… prikkels geboden waardoor mensen met autisme ontspanning vinden.
Een beroemd voorbeeld van een omgevingsaanpassing bij hyporesponsiviteit inzake proprioceptie is de ‘squeeze machine’. Temple Grandin, een hoogbegaafde volwassen vrouw met autisme, heeft innerlijke druk nodig om tot basisrust te komen. Om die druk te voelen, kruipt ze in een zelfontworpen machine waarin ze als het ware ‘geplet’ wordt. Zo voelt ze druk op haar hele lichaam en ze kan die druk zelf controleren.
Zowel hyper- als hyporesponsiviteit worden beïnvloed door de context. Dat wil zeggen dat iemand in de ene context hevig reageert op een bepaalde prikkel, maar in een andere net nood heeft aan diezelfde soort prikkel. Met andere woorden; iemand met autisme kan bijvoorbeeld in de thuisomgeving hyporesponsief reageren op geluiden en in de werkomgeving net hyperresponsief reageren op geluidsprikkels. Daarnaast kunnen beide sensorische moeilijkheden voorkomen in één persoon. Voor het ene zintuig hyperresponsief en voor het andere hyporesponsief reageren dus.
​
Hoe je in de klas (en daarbuiten) eventuele zintuiglijke moeilijkheden kan aanpakken, lees je in de tips voor leraren!
Boekentip
Autisme en zintuiglijke problemen geeft inzicht in de aard van deze uiteenlopende zintuiglijke problemen die tot heftige stress kunnen leiden. Het geeft richtlijnen voor de onderkenning van deze problematiek en gaat uitgebreid in op mogelijke interventies.
Dit boek geeft belangrijke concrete adviezen aan alle hulpverleners die zich bezighouden met kinderen, jongeren en volwassenen met een autismespectrumstoornis, waaronder (ortho)pedagogen, psychologen, fysiotherapeuten, ergotherapeuten, logopedisten en anderen die de vertaalslag naar de klinische praktijk moeten maken.
Autisme en zintuiglijke problemen
Ina van Berckelaer-Onnes, Steven Degrieck & Miriam Hufen
Boom, 2017